‘In de bouw heb ik alles wat mis kan gaan, mis zien gaan. Ik ben wereldrecordhouder in het meemaken van verlies op vooral grote combinatiewerken,’ verzucht Hennes de Ridder, emeritus hoogleraar Methodisch en Integraal Ontwerpen aan de TU Delft. De Ridder heeft daarnaast 22 jaar ervaring als inhoudelijk projectleider en probleem-oplosser in de bouw en was onder andere betrokken bij de bouw van de stormvloedkeringen in de Oosterschelde en de Nieuwe Waterweg.
‘De faalkosten van de bouw bedragen minstens 10 procent van de totale omzet. Dat is veel te veel. Bijna iedereen die werkzaam is in de bouw zegt dat er geen denken aan is dat de bouw op deze manier door blijft gaan.’
Die hoge faalkosten zijn volgens De Ridder onnodig en komen vooral door de vastgeroeste, weinig innovatieve werkwijze in de bouwwereld. Hij heeft een visie van een nieuw, flexibel bouwproces dat goedkoper én duurzamer is. Dat toekomstbeeld draait om aannemers die denken en doen als autofabrikanten en bouwen met LEGO-achtige bouwstenen. Hij beschrijft zijn visie voor deze winstgevende en duurzame bouwsector in zijn recent verschenen boek ‘LEGOlisering van de bouw’. Een samenvatting in drie stappen.
Stap 1: LEGOliseren
Stap 1 van De Ridders visie: de bouw moet ‘LEGOliseren’. LEGO-steentjes zijn er in alle soorten en maten, en er komen steeds meer variaties bij. Zo kunnen kinderen steeds grotere en ingewikkeldere bouwwerken maken, want hoeveel verschillende steentjes er ook zijn, ze kunnen allemaal worden gecombineerd.
‘Waarom passen we dat principe niet ook toe op de ‘echte’ bouw?’ vraagt De Ridder zich af. Wat als aannemers innovatieve LEGO-steentjes zouden ontwikkelen om te gebruiken als elementaire bouwstenen bij het ontwikkelen van gebouwen?
Momenteel denkt men van groot naar klein. Een architect maakt een ontwerp en tekent de muren, ramen en het dak van het huis. De aannemer moet dan maar gaan kijken hoe de leidingen, wc’tjes en stopcontacten daar in passen. Veel beter is het om van klein naar groot te denken en vanuit kleine LEGO-blokjes grotere componenten te maken. Die componenten kunnen samengesteld worden tot subsystemen en daaruit volgt dan uiteindelijk het gebouw. Alleen met bottom-up denken bouw je kennis van je systemen op.’
Die LEGO-blokjes zijn dan bijvoorbeeld bakstenen, dakpannen en balken. ‘Een groot voordeel van LEGOlisering is flexibiliteit,’ vertelt De Ridder. ‘Alle LEGO-steentjes kunnen worden gecombineerd. Wanneer bepaalde LEGO-steentjes in een gebouw niet meer nodig of verouderd zijn, kunnen ze gemakkelijk vervangen worden door nieuwe LEGO-steentjes. De oude LEGO-steentjes kunnen dan worden verkocht voor hergebruik. Gebouwen blijven hierdoor langer voldoen aan de wensen van de gebruiker, waardoor ze langer kunnen blijven staan, minder afval produceren, en dus duurzamer zijn.’
En duurzamere gebouwen zijn hard nodig. De Ridder vertelt dat in Nederland ongeveer 50 procent van alle energie op gaat aan het construeren, gebruiken en slopen van bouwwerken. Daarnaast veroorzaakt de bouw ongeveer 40 procent van de totale afvalproductie in Nederland. ‘Wereldwijd zullen die cijfers meestal slechter zijn, dus komt ongeveer de helft van alle milieuproblemen in de wereld van de bouw,’ aldus De Ridder. ‘Maar als we het systeem grondig hervormen, kunnen we het energieverbruik en de afvalproductie binnen twintig jaar halveren.’
Weinig innovatie
Volgens De Ridder is LEGOlisering cruciaal voor de verduurzaming van de bouw, omdat echte duurzame innovatie plaatsvindt op het niveau van bouwelementen en niet op het niveau van complete bouwwerken. ‘Nu hebben de architecten het voor het zeggen, maar architecten zijn alleen geïnteresseerd in de vorm. Over materialen, elementen en componenten en hoe die samen een complex systeem vormen dat veel meer is dan de vorm alleen, weten architecten heel weinig. Architecten kijken naar de geometrische eigenschappen terwijl het ook gaat om de mechanische, fysische en chemische eigenschappen.’
Het helpt dus niet dat opdrachtgevers en hun architecten alles al voor de aannemer vastleggen. Met uitgebreide specificaties geven ze precies aan wat de aannemer moet bouwen en welke materialen en technieken hij moet gebruiken. Aannemers kunnen daardoor nog maar op één ding concurreren: de prijs. ‘Hierdoor kiezen aannemers altijd voor de goedkoopst mogelijke materialen en technieken,’ aldus De Ridder. ‘Ze hebben geen ruimte om te innoveren en maken weinig tot geen winst. Met deze aanpak kunnen ze alleen het proces en niet het product optimaliseren.’
De Erasmusbrug in Rotterdam is een mooi voorbeeld van het probleem. ‘De gemeente had een ontwerpwedstrijd uitgeschreven voor die brug,’ vertelt De Ridder. ‘Toen het winnende ontwerp moest worden uitgewerkt bleek dat er veel peperdure aanpassingen nodig waren om de brug stijf, stabiel en sterk genoeg te maken. Het is toch vreemd dat zo’n ontwerp door de selectie heen komt?’
Stap 2: Wensen in plaats van eisen
De Ridder wil het systeem veranderen. Dat is stap 2 van zijn visie: opdrachtgevers moeten wensen opgeven in plaats van eisen. Ze moeten – net zoals kopers in de gewone wereld – een lijstje criteria opstellen. Minimumeisen en randvoorwaarden voorkomen dat ze negatief verrast worden. Daarnaast moeten ze zich vooral positief laten verrassen door ruimte te geven en wensen te formuleren waarop aanbieders kunnen scoren. De opdrachtgever kan dan het voorstel met de beste prijs-kwaliteitverhouding uitkiezen. In een aantal eigen projecten laat De Ridder zien hoe het systeem werkt en wat de voordelen ervan zijn.
‘Momenteel assisteer ik een woningbouwcorporatie bij een project om oude kantoorgebouwen om te bouwen tot woningen,’ vertelt De Ridder. ‘We geven potentiële aannemers een kader en een flink aantal wensen. Ze mogen bijvoorbeeld geen PUR gebruiken omdat alle toevoegingen gemakkelijk in en uit de woningen te schroeven moeten zijn. Die gebouwen zullen er niet lang meer staan, dus willen we dat de extra elementen er ook gemakkelijk weer uit te halen zijn en geschikt zijn voor hergebruik. Verder laten we de aannemers zelf met ideeën komen. De aannemers vinden het fantastisch, zij maken meer winst terwijl het ook voor ons goedkoper is. Een van onze aannemers heeft zelfs een apart bedrijf opgericht voor deze nieuwe manier van werken. Het is compleet anders denken.’
Stap 3: Elke aannemer een autobouwer
‘Wat ik voorstel is eigenlijk een hele normale gang van zaken,’ stelt De Ridder. ‘Als je een auto wil hebben, ga je ook niet met een bouwtekening langs de fabrikanten om te vragen wie jouw auto-ontwerp het goedkoopste zou kunnen maken. Nee, je bekijkt de beschikbare modellen en kiest de auto die het beste voldoet aan jouw wensen. Daarmee maak je gebruik van de specialisatie van de autofabrikanten en ga je er van uit dat zij beter weten hoe je een auto moet bouwen dan jij.
Autofabrikanten zijn gespecialiseerd, aannemers zijn dat niet. ‘Aannemers proberen alle projecten te doen die ze maar kunnen krijgen. En waarom ook niet, ze hebben door de structuur en cultuur in de bouwsector alleen verstand van het proces en doen precies wat de opdrachtgever, die er per definitie geen verstand van heeft, zegt. Door dat geklungel zijn bouwprojecten te duur en van te lage kwaliteit.’
Aannemers moeten zich dus gaan specialiseren. De Ridder: ‘Stadionbouwers moeten alleen stadions – of onderdelen daarvan – bouwen en bruggenbouwers moeten alleen bruggen bouwen. Ze kunnen dan gaan optimaliseren en betere en goedkopere producten leveren. De kennis moet in het product zitten, in plaats van in het proces. Daarnaast kunnen ze dan binnen hun specialisatie innovatieve LEGO-blokjes gaan ontwikkelen.’
Duurzaamheid op de wensenlijst
LEGOlisering en specialisatie kunnen de bouw dus beter en goedkoper maken. De Ridder stelt dat de faalkosten teruggedrongen kunnen worden tot een paar procent. Zijn visie kan ook leiden tot meer duurzaamheid, maar daar is nog wel een steuntje voor nodig. Overheden moeten de juiste prikkels afgeven, zodat opdrachtgevers duurzaamheid toe gaan voegen aan hun wensenlijst. De Ridder zou graag zien dat de overheid het gebruik van grondstoffen en energie belast en de regelgeving harmoniseert. ‘Die belastingen moeten geheven worden op het eindproduct. De opdrachtgever gaat dan vanzelf vragen om herbruikbaarheid van materialen en een laag energiegebruik, omdat dat voor hem financieel voordelig is.’
De Ridder heeft vertrouwen in het systeem en in de technische mogelijkheden. ‘Als de overheid de juiste prikkels geeft, is binnen vijf jaar alle nieuwbouw energieneutraal.’